1991





Arie van Geest - Ex Aequo
Galerie Delta, Rotterdam
(5 januari - 31 januari 1991)

Tekst:
Wouter Welling
20½ x 20½ cm, 20 p.
« terug naar Catalogi

Arie van Geest, Ex Aequo, Rotterdam (catalogus)

Beweeg de muiswijzer over de afbeelding om "Ex Aequo
(Toulouse)
" te zien, 150 x 180 cm, 1990.
Collectie Chevalier, Dordrecht

Tekst catalogus tentoonstelling 'Ex Aequo': • Galerie Delta, Rotterdam (5 januari - 31 januari 1991)
Ex Aequo

In 1899 tekende Matisse een landschap met een riviertje en een brug. Twee figuren bevinden zich in een bootje op de rivier. Het is een klassiek onderwerp en het ligt niet voor de hand dat het voor een schilder op dit moment een aanleiding kan vormen tot het maken van een aantal tekeningen en schilderijen. De reden waarom het als beeld voor Arie van Geest zo belangrijk kon zijn, zit 'm in die brug. De rivier voert onder de brug door. De boog van de brug lijkt op een tunnel die de rivier en het landschap naar zich toetrekt. Centraal staat dus die 'tunnelpoort', het is de kern in deze nieuwe schilderijen.

Die kleine opening is dezelfde als het deurtje waarvoor Alice te groot was toen ze Wonderland wilde betreden. Ze moest zich eerst verkleinen. Daarna kwam ze in die absurde wereld van haar innerlijk terecht. Waarin de regels van een geheel andere aard zijn dan in de buitenwereld.
In de schilderijen van Van Geest vormt deze opening een zuigend nulpunt. De wereld van contour en ratio desintregeert wanneer ze aan dit punt voorbij is. Er is een stroming - de rivier met het bootje - die van breed naar smal gaat. Op het kleinste punt, daar waar de lijnen na het convergeren weer zullen divergeren, bevindt zich de toegang naar de binnenwereld. Om die te kunnen binnen gaan moet men zich heel ver in zichzelf hebben teruggetrokken. Wanneer men, eenmaal door die tunnel heen, de ogen weer opent zijn de contouren vervluchtigd. Het ik is nu niet langer een benauwend ego, maar een transparante cel geworden, die gereed is met een andere cel te versmelten. In dit gebied is eenwording en de oplossing van de vorm mogelijk.
Zo heeft Van Geest dus de lijnen van Matisse doorgetrokken naar zijn eigen wereld. Dat is de wereld van een copulerende Bambi en een verzengend heet Cervantesgebied dat de helden van het verhaal aarzelend betreden. Ooit wierp hij een blik op het Spaanse landschap waarin alles transparant scheen. Later, op dezelfde plek teruggekeerd maar op een donkere dag met een trieste regen, stelde hij vast dat de wereld weer vorm was geworden. Het bestaan geeft zichzelf nu eenmaal slechts op zeldzame momenten op een dergelijke manier bloot.

De Sterrennacht van Van Gogh,de Windbruid van Kokoschka, een liefdespaar van Chagall, Dali's portret Paranoic Face, werken van Merino en Picabia en natuurlijk de literatuur: Carroll, Cervantes, Tournier en de Amerikaan Auster, wiens werk voor Van Geest een spiegel van zijn eigen wereld is, - alles kan als het brandhout fungeren op het innerlijk vuur van de schilder. De gloed in de schilderijen komt van binnen uit.
Verschillende lagen zijn met zachte toets over elkaar heen aangebracht, waardoor een transparante helderheid is ontstaan. Hun grafische kwaliteit hebben de schilderijen van Van Geest gemeen met zijn tekeningen.
Korte strepen, stippen en kleurvlakken maken de versmelting van vorm en omgeving mogelijk. Achtergrond en voorgrond gaan een hechte relatie met elkaar aan.
Op de scheidslijn van lucht en land enerzijds en land en water anderzijds, verenigt zich een liefdespaar. De middenlijn met centraal de tunnelpoort wordt tot een verbindingsvlak. In wezen is er dan ook geen sprake meer van scheidslijnen, alle contouren lopen geleidelijk in elkaar over. Boven de horizon kloppen twee hartvormige paletten als zinnebeeld voor de narcistische bespiegeling die een schilderij is. Met de eenwording wordt tevens het opgaan aangegeven van de kunstenaar in zijn visioen. Tenslotte is het liefdespaar in het landschap nog maar nauwelijks te herkennen en is het proces van aan-elkaar-gelijk-worden voltooid. Figuren en omgeving, droom en werkelijkheid verkeren letterlijk ex aequo met elkaar. Dat is een wereld waarin een ontgroende Bambi en een onvolgroeide ridder thuis zijn.

In 1990 schildert Van Geest een landschap met een riviertje waar een brug over voert. Er is een bootje met twee figuren en op het land staan, als een soort antwoord daarop, ook twee figuren.
'Ex Aequo', precies gelijk, is de titel. Waarmee niet de gelijkenis met het voorbeeld van Matisse wordt bedoeld maar de eenwording van landschap en figuren. Het is een fata morgana, een absurde schijnwereld die voor de schilder - en voor de toeschouwer die een dergelijk visioen wil delen - een geestelijke realiteit is. De fragiele werkelijkheid die Van Geest opbouwt is als de plek die Shelley beschrijft in zijn gedicht Epipsychidion:

This isle and house are mine, and I have vowed
Thee to be lady of the solitude.-
And I have fitted up some chambers there
Looking towards the golden Eastern air,
And level with the living winds, which flow
Like waves above the living waves below...


Van Geest geeft met de 'Ex Aequo' schilderijen de richting aan waarin dit landschap, tussen de levende winden boven en de levende golven beneden, gezocht moet worden. Hij werpt een blik door de tunnel die door het verenigde liefdespaar voert.
De rivier stroomt als in een vernauwende trechtervorm naar dat cruciale punt toe. Het werk van Van Geest speelt zich op dat kruispunt af: niet langer het gebied van de contour maar ook nog niet het gebied zonder enige vorm. Een grensgebied. Het is er warm, een broeierige hitte.
In een bootje varen twee mensen hun eigen opheffing tegemoet. Het centrum van een absurde wereld is een trechtervormige tunnel.


Wouter Welling.
© Arie van Geest